Sunday, July 31, 2011

Zondag 31 juli, Quadra Island

Als we opstaan blijkt dat Henks jaarlijkse vakantiekwaal weer is opgetreden: een kaakontsteking. Tijd voor het gebruikelijke penicillinekuurtje, vast onderdeel van de bagage.
Na een bakje cornflakes/yoghurt in het hotel in het desolate Lund, rijden we naar Powel River voor de ferry naar Comox op Vancouver Island. Omdat we gisteren al die lange rijden zagen en deze ferry maar drie keer per dag gaat, zorgen we dat we er op tijd zijn. Achteraf was dat niet nodig, maar helaas weet je dat van te voren nooit.
De boot vertrekt om 12 uur en de overtocht duurt 80 minuten. De zon schijnt volop, dus we zitten heerlijk met een beker koffie uit de wind op het dek bruin te worden.


Van Comox rijden we langs de zee naar Campbell River voor opnieuw een overtocht, nu naar Quadra Island. We missen net de boot van 2 uur, maar gelukkig gaat deze elk uur dus erg lang duurt het niet.
Quadra Island is een van de Discovery Islands. Het is ongeveer zo groot als Texel en heeft veel bomen. Sinds Finland hebben we een licht bomencomplex, dat opspeelt zo gauw we door de bomen het bos niet meer zien. Op het eiland zijn een paar meren, een provinciaal park en van hieruit kun je weer boottochten maken naar de andere Discovery-eilanden.
We verkijken ons opnieuw deze vakantie op de afstanden. Het provinciale park, waar we nog even naar toe willen, ligt aan het eind van een lange weg met aan weerszijden dicht bos, waar je niet harder kunt rijden dan 40 km/u. Na 13 km draaien we lekker om en gaan naar het hotel.
Een geweldige lodge, de Tsa-Kwa-Luten Lodge, aan het eind van het eiland naast de vuurtoren. Groot zonneterras met zitjes, heerlijke grote kamer met een balkon dat uitzicht biedt op de zee en herten die gezellig langs komen wandelen. Zoveel luxe, daar moet je van genieten en dus zeker niet vrijwillig tussen te veel bomen gaan rijden.
We lopen via een wandelpad naar de kleine vuurtoren van Quadra Island en gaan via het strand terug.


Het strand bestaat hier uit grote kiezels en is smal. Net als overal in Canada liggen er heel veel grote boomstammen op het strand. Waar die toch allemaal vandaan komen? Wel een mooi gezicht, dat uitgedroogde witte hout van stammen die er misschien al tientallen jaren liggen.


Op de kiezels vlak aan het water ligt een tapijt van planten die de zee heeft uitgespuugd. Groen, rood, okergeel, crèmewit, van alles door elkaar. Geen idee wat het allemaal is, het lijkt wel of iemand een berg kleine lapjes stof op het strand heeft gegooid. Sommige 'lappen' zijn zo mooi van textuur, die zou je haast meenemen.

Een opgedroogd lapje uit de zee

Terug bij het hotel zien we een zeearend in een boom. Het ziet er net zo uit als op de ansichtkaartjes: een grijswitte kale boom met helemaal in het puntje een zwartwitte eagle. Tijdens het bekijken van de gemaakte foto's op de display van het toestel, blijkt er ineens een tweede eagle op visite te zijn gekomen. Die hadden we even gemist. Kun je weer opnieuw beginnen met foto's maken ;)


We eten 's avonds in het hotel. Op Quadra Island is verder ook weinig keus in eetgelegenheden, laat staan dat er een supermarkt met een deli is. Op zich geen probleem, want het eten is geweldig.
's Avonds komen vader en moeder Hert nog een keer langswandelen met de kleine. Onze Canadese bovenbuurvrouw, waarvan je zou verwachten dat ze wel wat gewend is qua wildlife, vindt het bezoekje zo gaaf dat ze ons vraagt de foto's te mailen.
Morgen naar Tofino, voor een langer bezoek aan Vancouver Island dan het enkele ritje wat we vandaag hebben gemaakt! Jammer, want in de Kwikkwekenkwak-lodge hadden we wel iets langer willen blijven.

Saturday, July 30, 2011

Zaterdag 30 juli, Lund

Omdat we vandaag twee keer met een ferry mee moeten, vertrekken we vroeg uit Whistler. Al om 7 uur zitten we in de ontbijtzaal en om half 8 rijden we de parkeergarage uit voor de afstand van 125 km naar Horseshoe Bay. De vertrektijd van de eerste boot is 9 uur, d.w.z. dat het inschepen om kwart voor 9 begint. Dit zullen we niet halen, maar de tweede boot van 9.40 willen we toch echt hebben.
Met behulp van een beetje laagvliegen van Henk draaien we om iets voor 9 uur de terminal op. Er staan immens lange rijen auto's en de moed zakt ons al in de schoenen. Dit gaan we nooit redden. Dit wordt geen 9.40, maar pas de volgende boot van 11.15 uur. Een van de medewerkers achteraan de rijen verwijst ons naar rij 5. Deze rij blijkt volledig leeg te zijn, zodat wij verbaasd en ook fluitend tussen alle lange rijen door kunnen karren en ineens vooraan staan. Daar blijkt dat er toch een foutje is gemaakt. Wij hadden moeten aansluiten in rij 1 of 2, waar nu zeker al 150 auto's staan volgens de medewerker die vooraan de rijen staat. En dat is natuurlijk niet eerlijk, dus voor straf moeten we op een speciaal plekje gaan staan en dan zal hij, nadat alle 150 auto's zijn geweest, wel zeggen wanneer wij aan de beurt zijn. En ja, dat kan ook pas om 11.15 zijn. We hadden tè veel mazzel gehad.


Een beetje balend stonden we in het strafkamp. Vroeg opgestaan om op tijd te zijn, door een of andere kneus in de verkeerde rij beland en nu in het strafhok tot 11 uur. Geen kop koffie te krijgen, geen wc in de buurt en zeker 2 uur wachten. Bah.
Maar, nadat er zo'n 30 auto's gepasseerd waren, kwam er ineens een andere medewerker aan die zei dat we nu maar door het poortje moesten gaan, omdat we wat ongelukkig in de weg stonden. Yes! Binnen!


Bij het  betaalloket bleken de briefjes van de veerboot,die wij via het reisbureau hadden gekregen, geen reserveringen te zijn, maar alleen een betalingsbewijs. Niet echt handig van Tioga.

De boot is snel volgeladen met auto's en vertrekt keurig om 9.40 uur. We gaan naar het bovendek en staan daar heerlijk in de zon terwijl de boot tussen allerlei kleine en grote eilanden doorvaart op weg naar Langdale. Al na een half uur wordt iedereen weer zijn auto in gedirigeerd, want we zijn er al.


 We rijden van de boot af en rijden langs de zogenaamde Sunshine Coast. Een prachtig groen gebied, een soort Beverly Hills aan de zee. Mooie huizen met uitzicht op het water, wat een mooie plek om te wonen. Opvallend is wel dat zeker een kwart van de huizen te koop staat.
We lunchen op een rots aan het water, temidden van paarse zeesterren.


Voor de volgende ferry moeten we in Earls Grove zijn. Deze ferry gaat maar eens per 3 uur. We moeten dan ook 2 uur wachten voor we de boot op kunnen. Met een boek nestelen we ons op het grasveldje. Het lijkt nog spannend of alle auto's de boot op kunnen, maar met een beetje passen en meten lukt het. In 50 minuten varen we naar Saltery Bay , waar we aan het laatste stukje naar Lund beginnen. De lucht is inmiddels helemaal donker en het begint steeds harder te regenen. Dit tweede schiereiland is een stuk minder mooi dan de vorige. Het wordt hoofdzakelijk bewoond door indianen, en net als in Amerika kun je dat zien aan de zooi die rondom de huizen verzameld ligt.
Lund ligt aan het eind van de weg, en is het begin van Highway 1, een weg van 15000 km die tot in het zuiden van Chili doorloopt. Volgens ons is Lund het eind van de wereld. Wat een vreselijke plek om te wonen. Het bestaat uit niet meer dan een hotel, een winkel, een bootverhuurder, een camping en een parkeerplaats die mudvol staat. Geen idee waar al die auto's van zijn, en waar alle mensen zijn die bij de auto's horen. In het haventje liggen wat boten en vanuit Lund kun je dagtrips per boot maken naar Destination Land. Het hotel is oud (dat heet hier historic) en gehorig, maar de kamer is verder prima. Op de tv  zijn drie zenders te ontvangen i.p.v. de gebruikelijke 100! En, bijzonder, we hebben een van de weinige kamers waar internet mogelijk is.Waarom zijn we hier naar toe gegaan?

 Rechts het Historic Lund Hotel, en de straat die zo de zee inloopt.
Eind van de wereld, of juist het begin?

We eten heerlijk in het restaurant, en laten gezien de regen de Lundtrail (jawel, 1 km zowaar!) aan ons voorbij gaan!
Morgen weer twee ferries, hopelijk gaat het allemaal lukken!

Friday, July 29, 2011

Vrijdag 29 juli, Whistler

Een lange rit naar Whistler vandaag. Niet zo'n hele handige move in ons reisschema, want deze skiplaats ligt 120 km van Vancouver af, en daar moeten we morgen bijna weer naar terug voor de ferry naar Langdale.
We vertrekken wat vroeger dan anders uit Manning Park. De zon schijnt, maar er dreigen dikke wolken. We rijden eerst naar Hope, zo'n 60 km verder en halen een broodje en koffie bij een benzinepomp. Het is er vreselijk druk, alsof er verder geen benzine te koop is in Hope. Terwijl we zitten te eten, loopt er een vrouw met grote roze krulspelden in haar haren over het terrein heen en weer; een zak met broodjes en een kop koffie in de hand. Ze loopt duidelijk te zoeken naar iemand. Na vier rondjes rondom de benzinepomp en nog een een rondje binnen, gaat ze telefoneren bij een publieke telefooncel op het terrein. Ze trekt een plastic zak om de hand en de hoorn, praat, legt neer en wandelt vervolgens weer eens een rondje. Ondanks het feit dat we er erg om moeten lachen, heeft het ook iets zieligs. Zou manlief, toen vrouw koffie en brood ging halen, besloten hebben dat het nu mooi geweest was en plankgas zijn vertrokken? We zullen het nooit weten. Misschien loopt ze er nog ...

We rijden via de snelweg naar Vancouver. Een vreselijk saai stuk, met een boel lelijkheid langs de weg. Het is een interstate, dus het enige leuke is dat het goed opschiet. Volgens onze wegenatlas is deze hele interstate erg bezienswaardig. Misschien moeten de Michelinmannetjes het woord bezienswaardig maar eens herdefeniëren.
In Vancouver lijkt de hele interstate op de schop te liggen. File aan de andere kant, veel drukte bij ons. Maar het lukt, we komen bij Horse Shoe Bay. Hier moeten we morgen op de boot naar de overkant, dus we gaan eens even kijken hoe dat werkt. Lange rijen auto's staan er, dat belooft lange wachttijden. En we moeten morgen zelfs twee keer met de ferry!


Horse Shoe Bay is een gezellig stadje, dat helemaal gericht is op de bootovertochten. Overal staan banken langs het water, veel terrasjes en veel bedrijvigheid. Met een pizzapunt op een bankje bekijken we het laden en lossen van de auto's en passagiers op de boot.

We rijden naar het noorden over de Sea to Sky Highway. Een mooie naam voor een mooie weg. We rijden langs het water naar  Squamish. Hier bekijken we een houtverwerkend bedrijf, met grote grijpers om de bomen op te laden en velden van bomen die in het water liggen.


We rijden van de sea naar de sky, Whistler. Dit is een typische wintersportplaats, vol met hotels en resorts voor wintersporters. In 2010 zijn onderdelen van de Olympische Winterspelen hier gehouden. De Olympische ringen in het dorp getuigen hier nog van.


Whistler is omringd door schitterende besneeuwde bergen. Het hotel is prachtig; we hebben een grote kamer met heerlijke bedden. Het hotel ligt op loopafstand van het gezellige centrum, vol winkeltjes en terrassen. We bemerken een groot verschil met de wintersportplaatsen in Amerika, waar het 's zomers een uitgestorven bedoening is en waar je dan ook beter niet kunt zijn (Teton Village 2007 en Aspen 2008). Whistler pakt dat slimmer aan. Ondanks het feit dat er op beperkte schaal ook nu nog geskied kan worden, wordt het gebied 's zomers gebruikt voor buitensporten als mountainbiken, golfen en wandelen. Mountainbikers gebruiken de skiliften om eerst hun fiets en daarna zichzelf naar boven te slepen, en komen dan met al stuntend en met een rotgang de zandpiste afgecrosst. Mooi gezicht.


Whistler is een duur oord om te zijn. Exclusieve buitensportzaken, veel kunstwinkeltjes, sjieke restaurants en bijzondere kledingzaken. Een enkele toerist wil graag showen dat hij bij de happy view hoort: hij betaalt zijn boodschappen terwijl hij een een golf-pin als een lolly tussen zijn tanden houdt!
Helaas zijn we te laat hier om nog de bergen in te trekken of met een kabelbaantje naar de top van de berg te gaan; de banen sluiten om 5 uur. Maar we vermaken ons prima met de stunts van de mountainbikers!

Thursday, July 28, 2011

Donderdag 28 juli, Manning Park

Ontbijt inbegrepen in het Coast Hotel in Osoyoos. Hoopvol lopen wij naar beneden, smachtend naar warme wafeltjes met Canadese ahornsiroop. Helaas, pindakaas. Ofwel, ons eigen pindakeus/dreug breud-ontbijt is zo beroerd nog niet. Na een bakje met oudbakken cornflakes en een kop koffie checken we uit voor de reis naar Manning. Het is stralend weer, onbewolkt en al lekker warm.

Vlak buiten Osoyoos komen we langs Spotted Lake.  In de zomer is Spotted Lake verdeeld in poeltjes met verschillende kleuren, zoals groen, wit of geel. Dit komt doordat een gedeelte van het water verdampt door de warmte, waardoor de mineralen in het water als zout, magnesium, zilver en sulfaten in geconcentreerde hoeveelheden bij elkaar komen. Tussen de poeltjes verharden de mineralen tot harde paden waar je overheen zou kunnen lopen. Spotted Lake ligt nu nog op particulier terrein, we konden het dus alleen van de weg af zien.

We rijden naar The Old Grist Mill in Keremeos. Deze molen is oorspronkelijk gebouwd in 1877 en was voor die tijd een moderne molen met verticaal draaiende molenstenen waardoor graan in diverse maalsels omgezet kon worden, van glad tot grof. De molen is in 1980 gerestaureerd en maakt onderdeel uit van een soort openluchtmuseum in een prachtige tuin. We bekijken de molen, genieten van de tuin en ontdekken van alles over het malen van graan en wat daarbij komt kijken.

Wat zou dit een geweldige plek zijn om te wonen. De rust, de zon, de ruimte, de mooie oude molen, het kabbelende beekje en de schitterende tuin met boomgaard. Samen een beetje dromend rijden we verder....


We rijden door naar Manning Park. Het droge landschap van de wijnbouwers en fruittelers, verandert weer in groen weidelandschap met koeien en paarden. Het is blijkbaar hooitijd, want in de weilanden liggen vele rollen en blokken hooi. 

Om twee uur zijn we in Manning Park Resort. We mogen pas om 4 uur de kamer in, dus gaan eerst het park bekijken. Bij Lightning Lake, een mooi meer dat omgeven wordt door hoge bergen, lunchen we op een bankje. Het water is te koud om in te zwemmen, en wordt vooral gebruikt door roeibootjes. Slechts een enkeling waagt zich erin. Hier geen muggen gelukkig.


We rijden de berg op om de subalpine weiden te bekijken. Het is een smalle slingerende weg van 15 km, waarvan de laatste 7 km rough road is. Mooie vergezichten van besneeuwde bergtoppen, en ver beneden ons zien we het Manning Park Resort waar we vanavond zullen overnachten. De bermen staan vol met wilde blauwe lupinen en margrieten.


Op de rough road vragen we ons af waarom de weg ineens nat is. Is er gesproeid, om het stuiven tegen te gaan? Als we de sneeuwresten tegenkomen snappen we het weer ...
We parkeren de auto aan het eind van de weg en lopen de Paintbrush Trail. De zo geroemde subalpine weiden zijn inderdaad geweldig om te zien. De weiden staan in volle bloei, met planten die in onze tuin in het voorjaar als eerste bloeien, o.a. kruipende phlox.


Her en der liggen nog sneeuwresten waar we doorheen wandelen. De zon schijnt, een enkele witte wattenbol aan de lucht, helemaal super.

Na deze mooie trail gaan we terug naar Manning Park. We regelen een hor voor de ramen zodat het in elk geval open kan (jawel, hier weer wel muggen!!) en gaan nog even bubbelen in de hot tub. Hierna eten we in het restaurant. Rondom de gebouwen is het een drukte van belang met ground squirrels. Blijkbaar worden ze hier goed gevoed, want de beestjes rennen achter ons aan en gaan rechtop staan op zoek naar voedsel. Grappig gezicht, het zijn net kleine boomstammetjes in het gras.


Morgen naar Whistler. En dan drie dagen bloggen inhalen, want in Manning Park hebben we geen internet. 

Wednesday, July 27, 2011

Woensdag 27 juli, Osoyoos

Na de gebruikelijke pindakaasboterhammen, vertrekken we voor de rit naar Osoyoos. Osoyoos ligt tegen de Amerikaanse grens aan in het enige woestijngebied dat Canada heeft. En dat is mooi, want dan wordt het eindelijk eens een keer goed warm!
Onderweg drinken we koffie in Grant Forks, een plaatsje dat zijn bestaan dankt aan de spoorwegen en de mijnbouw. Gezien de namen van de winkels en de spullen in de etalages, zijn hier veel Oost-Europeanen naar toe getrokken.
Hoe dichter we bij Osoyoos komen, hoe bossiger en geler de vegetatie wordt. De beloofde cactussen komen we niet tegen, maar dat we in een droger gebied komen is duidelijk. Alsof we weer in Nevada rijden.


In dit gebied wordt veel fruit en wijndruiven verbouwd. Aan de kant van de weg dan ook vele fruitstallen, of uitgebouwde schuren waar je naast fruit ook ingemaakte groenten en jam kan kopen.


We naderen Osoyoos vanaf een berg. De stad ligt er prachtig bij. In een diep dal aan een prachtig meer, omringd door wijnvelden en vol in de zon. De temperatuur is opgelopen tot 27graden, zo warm hebben we het nog niet gehad deze vakantie.

We rijden door naar het hotel, Coast Osoyoos. Het ligt pal aan het strand. Het kost even wat moeite om een kamer met uitzicht op het meer te krijgen, maar het lukt gelukkig toch. Elke keer hetzelfde gezeur: eerst word je op een kamer met uitzicht op de parkeerplaats gezet, en als je dan een beetje gaat drammen
over 'made the reservation in January', dan lukt het meestal wel een betere kamer te krijgen.
Via de balkondeur kunnen we zo het strand oplopen, geweldig. Er zit niet meer dan 5 m tussen onze kamer en het water.

We dumpen onze spullen en hebben de rest van de middag heerlijk op een strandstoel doorgebracht met een spannend boek. Het water van het meer was te koud om te zwemmen vond ik, Henk ging er wel heel stoer in. En natuurlijk hebben we vriendelijk teruggezwaaid toen de kerstman op zijn waterscooter langskwam!

Morgen naar Manning Park. Best jammer, want in Osoyoos hadden we graag nog een dagje gezeten. Echter, dan zonder een bovenbuurman die denkt dat hij de Osoyoose avondvierdaagse op zijn hotelkamer moet lopen.

Tuesday, July 26, 2011

Dinsdag 26 juli, Nelson

Eerder opgestaan dan normaal, want de afstand van vandaag is 350 km en onderweg willen we ook naar Fort Steele. Het regent in Radium Hot Springs, en blijft een groot deel van de dag zo. Grijze wolken, een kleine wereld. Vlak voor Fort Steele komen we in Skookumchuck, een piepklein plaatsje in de Kootenay bergen. We besluiten koffie te halen bij de plaatselijke benzinepomp annex restaurant. Aan de gevel hangt een Holland House vlag, van het EK voetbal 2010. De zaak blijkt inderdaad door Nederlanders gerund te worden. Zij werden 3 jaar geleden verliefd op de plek en besloten het toen te kopen en naar Canada te emigreren. 'Het is niet altijd gemakkelijk', vertelt de eigenaresse, en dat straalt ze ook uit. We kunnen ons niet voorstellen dat je op deze troosteloze en zo ver van de buitenwereld gelegen plek zo verliefd kunt worden...
Toch hebben we er, en oma zou trots op me zijn, wel twee truttige toeristische theelepeltjes gevonden!



.Bij Fort Steele is de lucht wat opgeklaard en blijken de regenjassen niet nodig. Fort Steele is nu een openluchtmuseum, en was ooit de plek waar een divisie van de moutain police gelegerd was, die de ongeregeldheden tussen goudzoekers en indianen in de hand moest houden.


Een wandeling door het park is alsof je 150 jaar terug gaat in de tijd. Er zijn verschillende gebouwen te bekijken, sommige zelfs bemand door vrijwilligers in kleding van toen. Winkels, ambachtslieden, woonhuizen, een courthouse, hotel, kapper, smid, leerlooier en zelfs een tandarts (brr, een boor met voetaandrijving, net als een pottenbakker - mag je hopen dat de tandarts een beetje doortrapte). Ook hier komen we weer mensen tegen wiens grootouders uit Nederland komen.

Fort Steele Heritage Museum lijkt op de andere openluchtmusea die we in de VS hebben gezien, maar het blijft leuk om er rond te kijken.


Na 2 uur is het tijd om verder te rijden. We moeten nog 250 km. Het begint dan ook weer te regenen, en de wereld wordt kleiner en kleiner. Wolken die zo laag hangen, dat we alleen de weg maar kunnen zien. Een enkele onweersklap en een stortbui waardoor de auto een beetje gaat zwemmen, het is er allemaal.
We rijden door een fruittelersgebied vlak langs de grens met Amerika. Veel fruitkraampjes aan de kant van de weg, en ook winkeltjes die naast het fruit en ingemaakte groenten ook het oude theeservies van oma en zelfgehaakte pannenlappen in de vorm van theepotten verkopen. Vage handel.

 
Omdat we een uur cadeau krijgen vandaag (pacific timezone), zijn we al om 5 uur in Nelson. Mooi hotel, aan het meer, met balkon. Kamer 2 overigens, de vorige lag vol met hondenharen en had vieze lakens... bah. Een gezonde maaltijd uit de supermarkt - brood met salade. Het supermarktsysteem in Canada snappen we nog steeds niet goed. In de grootste supermarkten is geen verse groente of fruit te verkrijgen, heel maf. Wel allerlei tonnen met losse rijst, pasta, bonen en cereals, en zelfs in bakjes te scheppen pindakaas in vijf soorten! Ook alcoholische dranken zijn er niet te koop, daarvoor moet je naar speciale liquor stores waarbij je dan ook nog 25 jaar moet zijn en twee ID-kaarten kunnen laten zien! Tss Lieke, dan had jij toch een vet probleem ;)


De rest van de avond met een trui aan op het balkon gezeten om te kijken naar laagvliegende wolken! En blog bijwerken natuurlijk, een zelfopgelegde dagtaak. 's Nachts wakker geworden van een toeterende trein die vrijwel onder ons balkon doorrijdt. Gek.


Liske en Anne, veel plezier met het halen van het busje. Oefen even ergens anders met parkeren voor je onze beukhaag aan gort rijdt ;)
En Koen/Lieke, gaan jullie nog weg?

Maandag 25 juli, Radium Hot Springs

Met een stralend zonnetje vertrekken we rond 10 uur uit Banff. Vandaag een korte rit van 135 km. We bekijken in Banff nog eerst het Banff Springs Hotel, een prachtig kasteel uit 1888 dat gebouwd is voor de mensen die aan de spoorwegen werkten. Nu een luxe oord voor toeristen, waar dure auto's en VIP-bussen af en aan rijden.


Via Kootenay National Park rijden we langzaam naar Radium Hot Springs. In vergelijking met de spectaculaire hoge Rockies zijn de bergen hier natuurlijk kinderspel, maar dat neemt niet weg dat ze ook mooi zijn. Minder hoog, minder sneeuw, meer bos en vooral prachtige wetlands tussen de weg en de bergen. Geen beren, geen herten, geen schapen.

Radium Hot Springs is een klein plaatsje dat vooral bekend is vanwege de warmwaterbronnen die hier aan de oppervlakte komen. Het hete water wordt in twee baden afgekoeld tot 29 en 39 graden. Het bad ligt op een mooie plek, omringd door bergen. We huren een handdoek en begeven ons tussen de andere badgasten. Eerst even wat baantjes trekken in het 29 graden-bad, en daarna lekker sudderen in die van 39 graden. Naast ons poedelt een Amish-familie. Oma in rolstoel, twee vrouwen met wit kapje op en een lang badpak, en een man met ringbaard en t-shirt.

We rijden door naar het hotel. Prestige, een mooie grote kamer met uitzicht op de bergen. We dumpen onze spullen en rijden dan naar Lake Invermere. Het water van het meer is te koud om in te zwemmen, maar het park eromheen is lekker om even te zitten lezen.

's Avonds gegeten in het restaurant bij het hotel, het parkje bekeken dat door de plaatselijke Rotary is aangelegd (twee banken, gras, een steen en een half hek - blijkbaar was het geld toen op) en daarna bekeken waar we morgen naar toe gaan: Nelson, een lang stuk, en onderweg naar Fort Steele.

Sunday, July 24, 2011

Zondag 24 juli, Banff NP

Een heldere dag, dat belooft veel goeds. Na het opeten van de laatste dreuge meuk breudjes met pindeukeus zijn we naar Banff gegaan om kaartjes te halen voor wandeltrails. Bij de Subway een broodje voor tussen de middag gehaald en toen het park in. Doel was om naar Lake Moraine te gaan, gezien de ervaringen van gisteren bij Lake Louise. Echter, toen we de weg in naar het meer wilden indraaien, werden we tegengehouden door een parkwachter die vertelde dat het te druk was. #$%&^#@ ... 50 km voor nop gereden. Omdraaien dus maar weer. In Lake Louise dorp een nieuwe bestemming opgezocht, de Bow River Parkway. die terugleidt naar Banff en waar allerlei mooie dingen te zien zijn.
 
Het bleek een goede keus. Bij de eerste stop, een mooi uitzichtspunt over de Bow River, wandelen we een eind het bos in, langs een lieflijk riviertje. Verder staan we minuten lang te kijken naar een onwijs lange trein die langs de rivier trekt. Vooraan drie locomotieven en nog één halverwege de ongeveer 150 wagons. Veel wagons zijn zelfs dubbel beladen, met twee containers.

Bij Castle Mountain, doeltreffende naam want de bergwand lijkt echt op een kasteel, zoeken we een picknickplek met uitzicht op de rivier. Naast ons wordt heftig gebarbecued; vier volwassenen en een kind die zich allemaal met dezelfde hamburgers bemoeien en vreselijk druk zijn met van alles en niks. Mooi om te bekijken.
Het is een heerlijke plek om te zitten. Geweldig uitzicht, zon, lekker broodje en weer een trein ... lang genieten.

We rijden verder en stuiten op een traffic jam. Dat kan niet missen, daar is een beer. En inderdaad, een beer aan de kant van de weg, met een jong zelfs. De beer trekt zich niets aan van alle fotograferende oh en ah roepende kijkers, en struint rustig verder; het jong stuitert erachteraan, klimt eens in een boom en waggelt verder. De voorraad auto's groeit aanzienlijk, tot er een bus aankomt waaruit een behoorlijk opgewonden man stapt en schreeuwt: 'Get back in your cars. Those are wild animals.' Er wordt wat gemopperd en gelachen, maar toch stapt iedereen weer keurig in zijn auto!


Een eindje verder staat een berggeit langs de kant van de weg. Ook dit beest trekt zich niets aan van langsrijdende fietsers of auto's. Hij blijft rustig staan zodat we hem eens goed kunnen bekijken, en blijkt zelfs niet te beroerd even vlak langs onze auto te lopen zodat we hem van heel dichtbij kunnen zien.


Op Moose Meadow is geen moose te bekennen. Het blijkt volgens de info een wei te zijn waar zelden mooses worden gezien. Vandaar de naam? De wei is overigens supermooi, dichtbegroeid met wilde bloemen in alle kleuren.
Na al dit moois komen we ook nog twee herten tegen met mooie grote geweien, en nog twee berggeiten.
Bij Banff gaan we naar het Willy Wonkameer, volgens het boekje heet het Minnewankameer maar dat konden we niet onthouden. Een stuwmeer vlak bij Banff, met veel dagrecreanten. Het is inmiddels 6 uur, dus de grootste drukte (vakantiegangers, maar ook veel locals - zondag) is voorbij. We lopen een stuk langs het meer en koelen af op de rotsen.

In Banff halen we wat te eten van de deli-afdeling in de supermarkt. Daarna nog een lange wandeling langs de Bow River in Banff. Kilometers genoeg gemaakt vandaag, en niet alleen in de auto.


Morgen naar Radium Hot Springs via Kootenay NP.

Zaterdag 23 juli, Icefield Parkway

Vandaag rijden we van Jasper naar Banff over de Icefield Parkway. Deze weg wordt een van de mooiste wegen van Noord-Amerika genoemd.
Na de kunstgebittenbroodjes met pindakaas en jam gaan we op weg. Het is dan 10 uur, koud en bewolkt. Lange broek en trui aan. Niet echt een mooie dag voor deze zo geroemde weg. Het lijkt wel alsof de wolken en de regen ons vandaag achtervolgen. Elke keer als het voor ons uit lichter lijkt te worden, worden we ingehaald door regenbuien. Jammer.
Als we zo'n half uur op weg zijn, komen we erachter dat we alles wat in de koelkast stond zijn vergeten. Twee Hungry Man maaltijden, vers fruit en een heleboel bekertjes yoghurt. Dom dom.

We beginnen bij de Athabasca Falls en lopen de trail rondom de watervallen. Het water heeft potholes in de rotsen geslepen. Mooi gezicht, die ribbelige potjes. Op de rivier wordt geraft.
De bergen langs de weg zijn hoog hoger hoogst. Dikke pakken sneeuw liggen erop, maar door de bewolking kunnen we dit niet zo goed zien.


Bij de Athabasca Glacier, een uitloper van het Columbia ijsveld, kun je met een speciale bus op het ijs. We gaan lopend omhoog, een steile klim tot aan het begin van de gletsjer. Veel hel en verdoemenis op de informatieborden langs het wandelpad, wat er wel kan gebeuren als je zo dom bent om op die gletsjer te stappen. Zo dom zijn wij dus, maar oh wat was het mooi! En koud.... Zelfs met jas aan en capuchon op lopen we te rillen van de kou. We zitten op 2000 m hoogte, en de temperatuur is rond de 10 graden. In de harde wind bij de gletsjer zal dit aanzienlijk lager zijn geweest.
Opvallend zijn verder de vele bordjes langs het pad waarop stond tot waar de gletsjer in 1900, 1910 enz. kwam. Het ding trekt zich dus al meer dan een eeuw terug. Dit komt dus niet alleen door de opwarming van de aarde van de laatste 30 jaar...?


Glacier Lake is het eerste turquoise meer wat we zien. De kleur uit de reisboekjes is dus niet gefotoshopt. Prachtig gezicht, dit felgekleurde meer tegen een achtergrond van grijswitte bergen. En zelfs het zonnetje laat zich dan even zien, nog mooier dus.


Lake Louise wordt in de boekjes het mooiste meer van de Rockies genoemd. Blijkbaar leest iedereen dezelfde verhalen, want het is er stervensdruk. Met veel moeite vinden we een parkeerplaats tussen alle campers en onbeschoft grote woonmobielen, en wurmen ons tussen de mensen door naar het meer. Het klopt wel dat het meer mooi is, maar met zoveel mensen eromheen is het voor ons een stuk minder interessant.

Gauw verder dus. Het is inmiddels al behoorlijk laat, want de afstand van Jasper naar Banff was 280 km, en met zoveel moois onderweg stap je vaak uit.


Om 5 uur zijn we in het hotel, Irwin's Lodge in Banff. Het hotel staat in het dorp, waar we lopend naar toe kunnen. Ook hier is het een drukte van belang. Het dorp bestaat voornamelijk uit hotels en winkels die voor toeristen bestemd zijn. We eten heerlijk bij de Old Spaghetti Factory en gaan dan terug naar het hotel. Morgen nog een hele dag in Banff, en de weersvoorspellingen zijn super!

Friday, July 22, 2011

Vrijdag 22 juli, Jasper

Vrijdag 22 juli, naar Jasper

Bij het Sandman hotel was geen ontbijt inbegrepen, dus we doen het met de kunstgebittenbroodjes en een kop koffie. Het blijkt nog een heel gevecht om de broodjes, waar we pindakaas op hebben gesmeerd, naar binnen te werken. Dreuge meuk.

Het weer ziet er redelijk uit, ondanks de beroerde voorspellingen. We gaan vandaag echt de Rockies in, naar Jasper. De weg ernaar toe is geweldig: de bergen worden steeds hoger, de sneeuw steeds meer, de bloemen steeds kleuriger, we zien prachtige spiegelingen van de bergen in de meren, bomen in vele kleuren groen en bruin.

Maar het mooiste van vandaag was Mount Robson: de hoogste berg van Canada, die ineens voor je opdoemt. Het gevoel bij het zien van deze reus was hetzelfde als bij de eerste keer Grand Canyon: Wauw!
Naast de schoonheid van de berg, is er nog het verhaal van Terry Fox. Mount Robson wordt in Canada de Terry Fox mountain genoemd, naar een jongen die in de jaren 80 kanker kreeg en besloot om via gesponsorde runs waar hij zelf aan meedeed, geld in te zamelen voor het onderzoek naar kanker. Een indrukwekkend verhaal, beschreven op de borden bij het visitor center.

Grappig is dat we een Canadees tegenkomen die in het Nederlands begint te praten. Siebe Sjoerdsma, 52 jaar geleden geëmigreerd, en zijn naam veranderd in Stan. Oorspronkelijk uit Apeldoorn, nu al jaren in Canada. Hij spreekt prima Nederlands en vertelt ons over de Terry Fox Mountain en de moeder van Terry Fox, die hij kent. In Canada is de naam Mount Robson blijkbaar niet bekend, want Stan heeft geen idee waar die berg dan staat.


We rijden verder naar Jasper. De bewolking wordt dikker, dat is jammer. Bergen (en alles eigenlijk) zijn vooral mooi in de zon en niet als ze ingepakt zijn door wolken. We passeren de grens met Alberta en verliezen zo een uurtje.

Het hotel is prima. Grote kamer, zwembadje. Even gezwommen en toen naar Jasper, een zeer toeristisch stadje dat vol staat met geparkeerde campers. We halen weer een magnetronmaaltijd, maar we waren even vergeten dat we geen magnetron hadden..... Mexicaans in het hotel dus. Ook lekker. En: voor het eerst deze vakantie een alcoholisch drankje. In de supermarkten is hier geen alcohol te koop, er moeten dus wel ergens speciale winkels voor zijn die wij nog niet gevonden hebben. Het biertje zakt tot diep in de knieën!

Morgen via de Icefield Parkway naar Banff, waar we twee dagen zullen zijn.